Voor het eerst sinds we vertrokken zijn, heb ik een beetje een writers-block. Niet dat er niets is om over te schrijven (integendeel!), maar omdat we op Paaseiland (Rapa Nui) weinig hilarische dingen hebben meegemaakt en dit gewoon een prachtig eiland is met een zeer indrukwekkende (en geenszins grappige) geschiedenis.
Voor degenen die nog weinig weten over Paaseiland hier een paar feitjes. Paaseiland is een van de meest afgelegen bewoonde eilanden op aarde. Het dichtsbijzijnde bewoonde eiland is Pitcairn (2000km); de afstand tot Chili bedraagt 3700km en tot Tahiti 4100km. We zitten hier dus vrij letterlijk in ‘the middle of nowhere’. Paaseiland vormt daarnaast een van de drie hoekpunten van de driehoek die Polynesie omvat: van Hawaii in het noorden, tot Nieuw-Zeeland in het zuiden, tot Paaseiland in het oosten. Tenslotte ligt Paaseiland net onder de Steenbokskeerkring, waardoor er dus geen tropisch rif rijk aan vissen omheen ligt. Ook zijn er van nature weinig planten en dieren aanwezig, waardoor het eiland altijd geplaagd is door beperkte natuurlijke resources.
Maar de meeste mensen kennen Paaseiland natuurlijk vanwege de beelden. Deze beelden (moai) werden uitgehouwen uit vulkanisch gesteente, en vervolgens op een soort altaar gezet. De verschillende stammen op het eiland geloofden dat deze moai hen kracht (mana) gaf, en meer beelden betekende dus meer kracht. Toen de resources op het eiland geleidelijk aan op raakten, ontstonden er oorlogen tussen de stammen. De moai werden hierbij omgegooid, om de zodoende de tegenstander te verzwakken. En zo komt het dus dat er op Paaseiland vandaag de dag zo’n 900 beelden zijn, waarvan de meeste omgevallen zijn of nog onderweg van de vulkaan naar hun bestemming. En dat betekent dat er werkelijk op het hele eiland moai te vinden zijn – veel meer dan wij van te voren hadden kunnen denken!
We brengen de dagen dus door met het bezoeken van de verschillende elementen van de rijke geschiedenis. We mountainbiken langs grotten die men gebruikte om te schuilen tijdens de oorlogen, we rijden langs de verschillende platformen waar de moai nog overeind staan en wandelen over de flanken van de vulkaan die eigenlijk gewoon een hele grote werkplaats is. En tussendoor lopen we heen en weer door het straatje, langs de souvenirwinkeltjes en de lege restaurants (want laagseizoen) en proberen we ons zo goed mogelijk aan te passen aan de verschillende seizoenen die we op 1 dag zien (zo gaan we inmiddels moeiteloos van lange broek en donsjack naar bikini/zwembroek en zijn we zelfs wezen snorkelen!).
Het hele eiland is eigenlijk 1 groot openluchtmuseum en we voelen ons hier helemaal op vakantie. Want we hoeven niks en we verblijven 4 nachten op 1 plek (een voorlopig record)! En we bereiden ons langzaam voor op de winter die ons staat te wachten. Nog een paar uur en dan vertrekt ons vliegtuig naar Santiago, waar we als alles goed gaat onze snowboardspullen kunnen ophalen zodat we maandag op de piste kunnen staan!