Minimalistisch

Dat winterkamperen helemaal niet oncomfortabel hoeft te zijn, blijkt op de, van alle gemakken voorziene camping, in Sölden. Het faciliteiten gebouw telt maar liefst 4 verdiepingen en beschikt onder andere over een skiruimte, een droogruimte, privé badkamers, een fitness en een hondendouche. Om maar wat te noemen.

Maar het allerfijnste is natuurlijk ook de aanwezige sauna en wellness faciliteiten. En daar deed zich vandaag een nieuwe openbaring voor: vanaf een uur of 16 gaan links en rechts de campers open en komen de kampeerders gehuld in een dikke badjas, op badslippers en gewapend met een badlaken tevoorschijn. Op weg naar de sauna. Terwijl wij ons ongemakkelijk proberen te verhullen in een handdoekje van 40x100cm (we reizen immers minimalistisch), schuifelt de ene na de andere kampeerder comfortabel en van alle gemakken voorzien de sauna in.

Daarbinnen is het zo mogelijk nog interessanter, want de sauna is zo ingericht dat we tegenover onze buren zitten. Er zijn dus twee opties: zoek de verschillen, of proberen door het kleine raampje een glimp van de ondergaande zon op de bergtoppen op te vangen. Het blijkt dat al onze mede-kampeerders ook echte natuurliefhebbers zijn: gebiologeerd staren we allemaal uit het raam. Tot de zon onder is en we onze piepkleine handdoek weer om proberen te doen op weg naar de douche…

De wintercamping (deel 2)

“Als je iets doet, moet je er ook helemaal voor gaan”. Dat moet ik vast gedacht hebben, toen ik, in wat nu een vlaag van verstandsverbijstering lijkt, instemde met het boeken van de wintercamping in Sölden. In februari. In wat zo’n beetje de koudste week van het jaar lijkt te zijn.

Met lood in de schoenen vertrokken we gisteravond richting Oostenrijk. De verwachting voor de komende dagen? Berekoud, met nachtelijke temperaturen tot aan -19C. Maar ook Kaiserwetter, dat dan weer wel!

Eenmaal aangekomen in Sölden bekruipen me twee gedachten: de eerste is een herinnering aan een eerdere vakantie in Sölden, waarbij we op weg van het appartement naar de lift steevast langs de camping liepen. En wij ons hardop afvroegen wie er in godsnaam in de winter op een camping gaat staan.

Tien jaar later staan we zelf aan de incheckbalie… En daar bekruipt me de tweede gedachte: wie zijn in vredesnaam die mensen die in groten getale kiezen voor het discomfort van een camper of caravan in plaats van een heerlijk, zeer warm en goed verzorgd pension? Met ontbijt? Want het moet gezegd: de camping staat he-le-maal vol! Alsof je een steen optilt en eronder een hele aparte wereld blijkt te zijn!

Nadat we de camper hebben geparkeerd, de muts erop hebben gedaan en onze snowboards in het overvolle skiraum hebben gezet, resten ons twee opties: in de camper opwarmen met een kopje thee of in volle ontkenning snel de kroeg in. We kiezen voor het laatste en doen nog even alsof we hele normale wintersporters zijn.

Maar na het eten moeten we er toch aan geloven: de camper is ons enige toevluchtsoord. Terwijl de temperatuur buiten is gedaald tot -6 en het binnen nog -1C is, trekken we onze nieuwe warme sokken aan en wachten geduldig tot ons huisje wat is opgewarmd. Vannacht gaan we ons wapenen met warme slaapzakken en een dekbed. Ik vertel mezelf dat ik in het ergste geval de nacht kan doorbrengen in het verwarmde toiletgebouw.

Morgen wachten ons witte pistes en zonnetjes ☀️. Nu maar hopen dat we voldoende diesel hebben om de koude nacht door te komen! 🥶

De wintercamping

Diep in mij zit een hippie verborgen. Het nomadenbestaan, rondtrekken in een camper zonder vaste standplaats of bestemming, heeft mij altijd enorm getrokken. Tijdens onze laatste vakantie hebben we vijf weken geoefend en vorige maand hebben we onze auto definitief ingeruild voor een kampeerbusje. Sindsdien maak ik uitvoerig kennis met de dienstverlening van de NS, en staat de vakantie de hele tijd voor de deur. Letterlijk.

Deze week is onze vuurdoop: winterkamperen. Met de bus vol met bergschoenen, snowboots en chocomel zijn we vanmorgen vertrokken naar Duitsland. Ver genoeg om ‘op vakantie’ te zijn; dichtbij genoeg om snel thuis te zijn als het toch wel erg koud is in zo’n campertje ’s nachts.

De dag begint veelbelovend: bij het inpakken van de camper vinden we een vieze onderbroek van de vorige eigenaar. Goed verstopt in één van de kleine opbergvakjes. Enigszins onprettig en ik denk nog wel twee keer na voordat ik mijn hand weer in een donker gat steek. Alsof de camper vol ligt met vieze onderbroeken. Maar ja… je weet tenslotte maar nooit.

De reis verloopt gelukkig voorspoedig: we lunchen uitgebreid in Didam en zoals altijd wanneer wij op vakantie zijn, valt de avond sneller dan gedacht. Terwijl de motregen zachtjes op het dak tikt en de temperatuur is gedaald tot 2C rijden wij het Sauerland binnen. Om vervolgens bij het vallen van de avond nog aan te kloppen bij de campingbaas.

Een klein uur later staat de bus min of meer waterpas, zit de busmuts erop, ronkt de kachel, en liggen de restjes van tweede kerstdag warm te worden in de pan. Geen slecht begin al zeg ik het zelf. Morgen maar eens kijken hoe het er eigenlijk uitziet hier 😉

When in France…

In Frankrijk kan alles. Althans dat beeld is bij mij de afgelopen jaren ontstaan. Het begon eigelijk tijdens mijn studie. Ik deed een internationaal semester in Finland en na één van de eerste feestjes in Iltatähti in Lappeenranta (een toen al beetje twijfelachtige club) wilde mijn Franse studiegenoot de lokale politie ervan overtuigen dat hij nog best naar huis kon rijden. Een rondje op de parkeerplaats (want zo ging dat volgens hem in Frankrijk) was voldoende om drie maanden zijn rijbewijs kwijt te raken. Ik denk dat hij nog altijd verontwaardigd is.

In Frankrijk heb ik echter ook het gevoel dat alles hier kan. Bij een tankstation vandaag stonden 10 mensen te wachten om hun benzine af te rekenen terwijl de enige winkelbediende rustig broodjes aan het smeren was. Iedereen wachtte geduldig tot hij klaar was… En ook in het verkeer gaat alles ongeordend, ondanks de zorgvuldig aangelegde rotondes, en menig auto heeft tenminste 1 deuk. Als toerist in een gehuurde camper maken we graag misbruik van het gebrek aan orde, zeker wanneer we de situatie overduidelijk geen meester zijn zoals deze avond.

Omdat deze camper iets hoger is dan onze eigen auto én we niet als hobby verkeersborden lezen hebben, reden we vandaag vol enthousiasme een parkeerterrein op waar van die ijzeren balken hingen om te hoge auto’s tegen te houden. Ik riep nog: “dat past niet!” Waarop Marc zei: “dat past prima!”. Zijn redenering: de standaardhoogte waarop dit soort balken hangen is 2.10m en wij zijn net iets lager. Hij kreeg gelijk want met zo’n 2cm speling passeerden we de ingang.

Bij het naar buiten rijden kwamen we echter in de problemen. Na waarschuwingen van anderen merkten we op dat dit balkje wel erg laag hing. Bovendien hing er dit keer een bordje op: 1.90m. Dat is toch een beetje jammer als je 2.07m bent.. Na enkele rondjes op de parkeerplaats kwamen we tot de enige oplossing: naar buiten zoals we ook naar binnen zijn gekomen. Dus zo gezegd, zo gedaan. Op slippers en met mijn zonnebril nog op stond ik even later op een vrij drukke weg het verkeer te regelen, terwijl Marc achteruit door de ingang naar buiten schuifelde. Nog een paar handgebaartjes naar de geduldig wachtende automobilisten en weg zijn we! Toch handig zo’n geel kenteken in een land waar alles kan 😉

Wonderland

We zijn weer vertrokken. Dit keer geen 100 dagen maar 35 en geen rondje om de aardbol. In plaats daarvan hebben we een campertje gehuurd en rijden we vele rondjes in Frankrijk. Want hoewel we hier alleen op doorreis zijn, is het ons wel duidelijk: de Fransen houden van rotondes! Dus rijden we ettelijke rondjes: halve rondjes, driekwart rondjes en hele rondjes, terwijl op de achtergrond de kruidenpotjes gemoedelijk tegen elkaar aan tikken.

Na een flinke dosis kampeer- en backpack ervaring zou je denken dat zo’n campertrip een eitje zou zijn. Niets is echter minder waar: je moet stiekem best veel spullen meenemen en de bergruimte is beperkt. Dus koken we ’s avonds gebukt in onze mini-keuken de gebruikelijke vakantie-pasta in mini-pannetjes waar we in roeren met mini-spateltjes. Waarna we tevreden in ons minibedje kruipen nadat we de mini gordijntjes gesloten hebben. Ik voel me Alice in Wonderland – alles lijkt net te klein te zijn en toch past het.

Na twee dagen in de auto hebben we er wel even genoeg van. Op een kleine camping bij Poitiers komen we bij. We drinken mini-cappuccino’s uit een mini-koffiepotje en spenderen de dag in het zwembad op de camping – mini-me vermaakt zich hier prima! 😎

De minibieb

De minibieb: je kent ze vast wel. Kleine (of grote) boekenkastjes op straat, meestal bij iemand in de voortuin. Sinds corona zijn intrede heeft gedaan, schieten de minibiebs ook als paddenstoelen uit de grond. De filosofie erachter? Ruilen (en delen) van (gelezen) boeken, zodat een ander er ook plezier van kan hebben.

Sinds een tijdje heb ik er ook één in de voortuin staan. Een kleintje, want het iets grotere prototype werd al vóór plaatsing in beslag genomen door een kleine huisgenoot die dit als de ideale opbergplek voor speelgoed zag. De minibieb in mijn voortuin valt in de smaak: er komen geregeld mensen langs die even stilstaan en boeken meenemen of (terug)brengen. Met de opkomst van de minibieb merk ik echter ook dat er wat behoeft is aan ‘minibieb-etiquette’.

Het doel van de minibieb is dus het ruilen en delen van boeken. Heel simpel. Je neemt een boek en zet er een ander voor in de plaats. Daarmee werkt de minibieb op basis van “asynchrone reciprociteit”. Dat wil zeggen: het brengen en halen van een boek hoeft niet altijd tegelijkertijd of door dezelfde persoon te gebeuren. Misschien heb je vandaag vooral zin om een boek te lezen en heb je even niets te brengen. Of heb je juist een paar boeken die je graag wilt delen, maar nu nog niks nodig. Geen probleem voor de minibieb anno nu!

Maar ik heb gemerkt dat er ook een aantal misverstanden bestaan. Om te beginnen: de minibieb is geen alternatief voor de papiercontainer. Boeken van 40 jaar oud over “moderne filosofie” horen denk ik niet thuis in de minibieb, evenals boeken die erg vies zijn of kapot. Gooi deze lekker zelf weg!

De beheerder van de minibieb (ik dus) houdt daarnaast geen voorraden aan. Het is dus echt niet nodig om tasjes met boeken voor mijn voordeur te zetten als er in de minibieb geen plaats is. Kom dan gewoon een ander keertje terug. Boeken die niet passen, hoef je ook niet aan mijn voordeur te hangen. Als ze vandaag niet passen, passen ze morgen ook niet dus heb ik uiteindelijk geen andere keus dan alsnog de papiercontainer.

Vraag je je af hoe we de minibieb voor iedereen zo interessant en relevant mogelijk kunnen houden? Simpel: gun mooie en leuke boeken die je met plezier hebt gelezen een tweede leven in de minibieb. En loop regelmatig langs en neem of breng per keer 1 boek. Hoe meer variatie in het aanbod, hoe leuker het voor iedereen is!

Solitaire

Terwijl mijn medespelers het (online) woordenboek uitpluizen op zoek naar winnende combinaties, verdiep ik mij nog maar eens in de spelregels van Scrabble. Er zijn immers meerdere manieren om een spel te winnen 😉 En in tegenstelling tot wat je zou denken, zijn de spelregels van Scrabble behoorlijk uitgebreid.

Zo is er een apart hoofdstuk gewijd aan de Toernooi regels en ook aan de variant “Duplicaat Scrabble” waarbij alle spelers met dezelfde blokjes spelen. Doel hierbij is om per ronde de medespelers af te troeven met het woord met het hoogste aantal punten. En dan is er nog “Scrabble Solitaire”, een drietal spelvarianten die men alleen kan spelen.

Zo zou je bijvoorbeeld met één plankje kunnen proberen om steeds je eigen record te verbeteren of proberen alle letters op het speelbord te leggen met een zo hoog mogelijk puntenaantal. Maar de meest interessante spelvariant is de variant waarbij de speler met twee plankjes speelt: een voor zichzelf en een voor een denkbeeldige tegenspeler…

Ok toegegeven: toen mijn broertje net kon zitten (ik was denk ik een jaar of 4) heb ik al veelvuldig met deze manier van spelen geëxperimenteerd. Ik was nu eenmaal dol op spelletjes en mijn moeder had er niet altijd tijd of zin in. De ‘tegenspeler’ was hier ook niet denkbeeldig; mijn broertje zat immers gewoon aan tafel. Hij was alleen nog niet in staat om volgens de regels mee te doen, dus moest ik hem gewoon een handje helpen.

Een potje scrabble waarbij ik met twee plankjes speel en als mijn beurt voorbij is op een andere stoel ga zitten om vanaf een ander plankje een woord te leggen, gaat me toch wat ver. Ik zie echter wel veel mogelijkheden om gezelschapsspellen waarvan de verkoop wat gestagneerd is nieuw leven in te blazen. Monopoly is direct een stuk eenvoudiger en Risk kan weer gewoon met het kaartje “verover de wereld” gespeeld worden. En vanavond? Vanavond speel ik Kolonist van Catan.

De stress

De stress… vandaag heb ik voor het eerst sinds tijden weer eens een afspraak op kantoor. Een fysieke afspraak wel te verstaan. For lack of a better word, want ik moet toch steeds denken aan de songtekst “let’s get physical” wat volgens mij toch veel meer betekent dan “een afspraakje waarbij je elkaar fysiek op dezelfde locatie treft”.

Maar goed, de stress dus. Ten eerste: de wekker. Wat een akelig apparaat. Moeilijk te geloven dat de geschiedenis van de wekker teruggaat naar zo’n 400 jaar v.Chr. Doe mij dan maar een porder – zo iemand die je zachtjes aanstoot en zegt “zou je niet eens opstaan?” Vergeleken daarbij is een wekker nogal “cru”. Persoonlijk vind ik de beste uitvinding trouwens niet zozeer de wekker zelf, maar het “snooze” knopje waarmee ik met een gerust hart nog even verder kan slapen. Echter… na anderhalf jaar vertrouwd te hebben op mijn biologische wekker, moest ik er helaas vandaag toch aan geloven. Om 7:00 werd ik genadeloos uit mijn slaap gehaald door een of andere nieuwslezer. Geen goed begin van de dag dus.

Dan het tweede stress moment: wat trek ik aan?! Deze vraag kenmerkt zich door twee gerelateerde uitdagingen: het gebrek aan routine en het gebrek aan geschikte opties. De afgelopen anderhalf jaar is het “wat trek ik aan” dilemma geleidelijk naar de achtergrond verschoven. Een zwarte top doet het het beste op video en wat je daaronder draagt is eigenlijk niet zo heel relevant. Sterker nog: ik heb vooral geïnvesteerd in gemakkelijke kleding om het thuiswerken zo comfortabel mogelijk te maken. Kokerrokken en formele jasjes hebben geleidelijk plaats moeten maken voor net-geen-joggingbroeken en warme truien. Wat direct de tweede genoemde uitdaging tot gevolg heeft: ik heb weinig geschikte opties om uit te kiezen.

Met de strijkbout nog in de hand dient het derde stressmoment zich aan. Een afspraak betekent namelijk dat je ergens moet zijn op een afgesproken tijd (t). Teruggerekend moet ik dus om tijdstip t-60 in de trein stappen, wat betekent dat ik om t-75 de fiets moet pakken, dus om t-90 met kindlief naar de opvang. Terwijl ik de rekensom nog eens de revue laat passeren realiseer ik me dat het inmiddels t-100 is. En ik moet de gestreken jurk nog aan en ontbijten.

Needless to say: ik ben vandaag niet erg ontspannen aan de dag begonnen. Het lichtpuntje? Mijn werk ik blijkbaar dichterbij dan ik dacht want terwijl ik nog aan het bijkomen was van de ochtendstress zag ik mijn vaste aankomst station aan me voorbij trekken. Waardoor ik noodgedwongen een flinke omweg moet maken, te laat op mijn afspraak kom, maar wel tijd heb om deze blog te schrijven. Dat dan weer wel 🙂

Mijn nieuwe studenten

Sinds afgelopen zaterdag ben ik vrijwilliger bij de hertenweide van Park Oog in Al. Mijn taak? Het verzorgen van de dieren: 18 hertjes, 5 pauwen en een stuk of 8 kippen. De duiven horen er officieel niet bij en de ooievaar die er zogezegd haar intrek zal nemen heb ik helaas nog niet gespot. Geeft niks, want met die herten, pauwen en kippen is het druk genoeg. Aangezien ik al meer dan een jaar geen studenten meer ‘live’ heb mogen ontmoeten, is deze groep nieuwsgierige wezens een welkome vervanging. Sterker nog: de dieren vertonen verrassend veel gelijkenissen met mijn studenten.

Om te beginnen zijn ze nergens te bekennen als je aankomt. Pas zodra ik het hek open maak en de weide (het klaslokaal) betreed, komen ze uit alle hoeken vlot aangelopen. Ten tweede zijn ze vooral geïnteresseerd in de opbrengst van de sessie en weinig in het proces. Als het voer (de cijfers) wordt uitgedeeld staan ze vooraan te trappelen en als het onvoldoende is, staan ze in een mum van tijd te kijken of er nog meer te halen valt. Ten derde kijken ze ook graag bij hun soortgenoten af of er nog wat te winnen valt. Wanneer ik de pauwen voer, zijn de herten er als de (spreekwoordelijke) kippen bij om hun neus in andermans zaken (eten) te steken.. En, niet onbelangrijk, ook de dieren zetten graag hun beste beentje voor als ze me zien: ik heb nog nooit zo vaak een pauw zijn veren op zien steken 😀

Gelukkig zijn er ook een paar verschillen. Naast de voor de hand liggende uiterlijke kenmerken, zoals de grootte van de oren, de kleur van de vacht en het aantal pootjes en tenen, zijn de dieren ook een stuk schuwer, ze mopperen niet (althans niet hoorbaar) en ze hoeven na afloop van de week geen evaluatie in te vullen. Het grootste verschil? De dieren eten uit mijn hand! Wie heeft er met zo’n bijbaan nog studenten nodig?!

Paaseieren zoeken: 1y17d post lockdown

16 maart 2020. Het begin van de eerste lockdown. Strijdvaardig gingen we erin. Elke dag minstens een uur naar buiten voor voldoende frisse lucht, met het hele gezin sporten in het park voor voldoende beweging en twee keer dag een dosis echinaforce voor versterking van de weerstand. Zo zouden we dat corona-varkentje wel eens even wassen.

Vol vertrouwen waren we. Dat het allemaal niet zo lang zou gaan duren. Even de schouders eronder met zijn allen en dan zouden we tegen de zomer wel weer op het terras zitten. En na de zomer ‘back to normal’ met fysieke events en festivalletjes. En nu?

Ruim een jaar later is het optimisme verdwenen. We zijn corona-moe. Reikhalzend kijken we uit naar het halen van de vaccinatie als enige hoop op een terugkeer naar een enigszins normale samenleving. Elke dag wandelen doen we al lang niet meer, sporten met het gezin is ook in verval geraakt en zelfs een bezoek aan een vriendin kost moeite, want “shit dan moet ik het huis uit en mijn pantoffels voor schoenen verwisselen”.

Dit weekend is het pasen. Nederland trekt massaal naar een vakantiepark. Zelfs een vakantie bij Centerparcs of Roompot lijkt nu aantrekkelijker dan ooit. Het moet niet gekker worden. Ik blijf dit jaar eens lekker thuis. En zoek paaseieren in mijn achtertuin. Virtueel, want het gezelschap van een stuk of vier lamlendige aasgieren op zoek naar endorfines bleek de overlevingskansen van chocolade eitjes niet ten goede te komen…

Voor wie niet naar Centerparcs is: er liggen 10 eitjes verstopt. 😀