Diep in mij zit een hippie verborgen. Het nomadenbestaan, rondtrekken in een camper zonder vaste standplaats of bestemming, heeft mij altijd enorm getrokken. Tijdens onze laatste vakantie hebben we vijf weken geoefend en vorige maand hebben we onze auto definitief ingeruild voor een kampeerbusje. Sindsdien maak ik uitvoerig kennis met de dienstverlening van de NS, en staat de vakantie de hele tijd voor de deur. Letterlijk.
Deze week is onze vuurdoop: winterkamperen. Met de bus vol met bergschoenen, snowboots en chocomel zijn we vanmorgen vertrokken naar Duitsland. Ver genoeg om ‘op vakantie’ te zijn; dichtbij genoeg om snel thuis te zijn als het toch wel erg koud is in zo’n campertje ’s nachts.
De dag begint veelbelovend: bij het inpakken van de camper vinden we een vieze onderbroek van de vorige eigenaar. Goed verstopt in één van de kleine opbergvakjes. Enigszins onprettig en ik denk nog wel twee keer na voordat ik mijn hand weer in een donker gat steek. Alsof de camper vol ligt met vieze onderbroeken. Maar ja… je weet tenslotte maar nooit.
De reis verloopt gelukkig voorspoedig: we lunchen uitgebreid in Didam en zoals altijd wanneer wij op vakantie zijn, valt de avond sneller dan gedacht. Terwijl de motregen zachtjes op het dak tikt en de temperatuur is gedaald tot 2C rijden wij het Sauerland binnen. Om vervolgens bij het vallen van de avond nog aan te kloppen bij de campingbaas.
Een klein uur later staat de bus min of meer waterpas, zit de busmuts erop, ronkt de kachel, en liggen de restjes van tweede kerstdag warm te worden in de pan. Geen slecht begin al zeg ik het zelf. Morgen maar eens kijken hoe het er eigenlijk uitziet hier 😉
