De afstand tussen Santiago en Lima bedraagt ruim 3500km en er zijn vandaag de dag voldoende mogelijkheden om (gedeeltes van) deze afstand per vliegtuig te overbruggen. Sterker nog: de prijs van een vliegticket met een of andere Zuid-Amerikaans prijsvechter is vaak niet veel hoger dan die van een buskaartje. Maar ik vind vliegen een beetje “te makkelijk” en weet Marc ervan te overtuigen dat we echt beter met de bus kunnen gaan, zoals echte backpackers betaamt en zodat we onderweg ook nog iets van de omgeving zien. En zo komt het dat we vanuit Santiago in drie etappes van respectievelijk 24, 10, en 21 uur per bus naar Lima reizen (met een klein stukje trein van Arica (Chili) naar Tacna (Peru) tussendoor).
Gelegen in luxe touringcars waar de stoelen wel 160 graden plat kunnen, kijken we urenlang uit over het weinig veranderende landschap. Zand, zand, nog meer zand en in de verte de besneeuwde toppen van de Andes trekken aan ons voorbij. In tegenstelling tot de bussen in Indonesië schuiven we rond etenstijd niet aan bij een heerlijk Indonesisch buffet, maar in ruil daarvoor rijdt de chauffeur niet harder dan 90 km/u (we worden continue op de hoogte gehouden van de snelheid) en worden er niet meer kaartjes verkocht dan er stoelen zijn. De echte uitdaging van het reizen over land blijkt echter niet zozeer te zitten in het doorbrengen van de tijd in de bus, als wel in het proberen te behouden van onze spulletjes.
In de overvolle metro van Santiago gaat het al mis. Met volle bepakking proppen we ons tussen de rest van de passagiers en voordat we het goed en wel doorhebben worden we betast door vreemde handen. Als een andere passagier mij dan ook nog zijn telefoon laat zien met daarop getypt “the person behind you is putting his hand in your purse”, wordt duidelijk dat dit foute boel is. Het ritszakje van mijn broek waar mijn telefoon in zit, blijkt al open te zijn. Gelukkig zit mijn telefoon er nog in en met één hand bewaak ik de rits van het zakje, terwijl ik met mijn andere hand de kleine rugzak die ik op mijn buik heb, bescherm. Als we uit de metro stappen, staan echter alle ritsen van onze kleding open en is Marc zijn telefoon gestolen uit het borstvakje (met rits) van zijn vest. Uit een zijvakje van mijn rugzak blijkt ook de verrekijker te ontbreken. Shit. Een dure les en we verruilen de metro voor een taxi om het laatste stuk naar het busstation af te leggen.
Wanneer we tijdens een bezoek aan de vismarkt in Arica weer bijna gerold worden, concluderen we dat het tijd wordt voor een andere aanpak. De eerste negen weken van onze reis hebben we ons nergens onveilig gevoeld. Niet in Indonesië, niet in Oost-Timor, en al helemaal niet in Frans Polynesië. Maar Zuid Amerika is blijkbaar toch echt een ander verhaal en we moeten onze relaxte houding aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Dus proppen we weer alles in de grote rugzak zodat we minder tassen hebben om op te letten, nemen we de moneybelts eindelijk in gebruik, en letten we heel goed op elkaar op plekken waar veel mensen zijn, zoals markten en bus terminals.
Vanaf nu bekijken we iedereen, inclusief onze medepassagiers in de bus, met wantrouwen. We bewaken onze rugzakken als haviken en nemen bij elke stop al onze spulletjes mee de bus uit. Want hoe weet je wie je wel en niet kunt vertrouwen? We zijn dan misschien een stukje naïviteit kwijt, maar daarmee ook een stukje onbevangenheid die reizen zo leuk maakt..
De trein waarmee we de grens Chili-Peru oversteken.