Sinds we in Zuid Amerika zijn aangekomen, verblijven we regelmatig op grote hoogte, dat wil zeggen: boven de 2500m. En niet iedereen kan daar even goed tegen. In El Colorado (2700m) viel het nog wel mee, maar in San Pedro de Atacama (Chili) wordt al snel pijnlijk duidelijk dat Marc niet zo heel goed tegen de hoogte kan.
Tijdens ons eerste tripje door de vallei waarbij we van 2500m naar ongeveer 4200m gaan, wordt Marc steeds stiller en steeds witter. De bus moet zelfs een paar keer stoppen zodat hij zijn maag kan legen, wat tot een soort vreemd genoegen leidt bij de medepassagiers die dankbaar gebruik maken van de onverwachte extra foto-opportunies. Een tweede tripje naar de geisers op 4400m doe ik dus alleen.
In Cusco (Peru) is het helaas niet veel beter. Cusco ligt op 3400m en sinds we zijn aangekomen wordt Marc geplaagd door hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid – de typische verschijnselen van hoogteziekte. Maar sinds zijn bezoek aan het coca museum gisteren heeft hij een remedie gevonden. Gewapend met een zakje coca-bladeren om op te kauwen en een bijbehorend poedertje om de effecten te versterken, trotseren we de bergen op weg naar de Machu Picchu. Kauwend op de coca-bladeren als een oude zeeman met pruimtabak, klaart hij zienderogen op. De effecten van de coca-bladeren lijkt schijnbaar op die van cafeïne, maar aangezien je er ook cocaïne van kunt maken, verbaast het me niet dat Marc een stuk vrolijker is geworden. Hoe dan ook, hoewel de stemming erop vooruit is gegaan, denk ik toch met enige weemoed terug aan de ongeplande doch unieke foto opportunities!